Hoe draagt u, c.q. draagt uw organisatie bij aan de kwaliteit van samenleven?
Voor mij gaat de kwaliteit van samenleven over de vraag of mensen zich nog kunnen verdiepen in de ander. In Den Bosch landen verschillende opgaves op een klein gebied, waardoor samenleven soms best lastig wordt. We staan voor uitdagingen als verdichting, zorg voor bijzondere doelgroepen.
Ik merk dat mensen vaak vanuit het individuele belang denken en minder aanspreekbaar zijn op het gemeenschappelijke belang. Als overheid is het lastig dat gesprek goed voeren, zeker in een periode waarin het vertrouwen in de politiek tanende is. Mensen zijn niet per se optimistisch over de toekomst van maatschappelijke vraagstukken. Dat gesprek op een toegankelijke, open en vernieuwende manier voeren, dat is een uitdaging en daarin heeft de politiek een rol.
Desondanks lukt het de gemeente wél bij bepaalde projecten. Als je bijvoorbeeld samen met een corporatie vroegtijdig alle stakeholders in een wijk om de tafel krijgt op het gebied van wonen, kun je de positieve energie in zo’n wijk beetpakken en burgers meenemen in het verhaal. Bij een groot project waarin je zowel op dichtheid, als op groen in de wijk en ruimte voor sociale functies inspeelt, kun je als overheid je rol van verbinder goed vervullen en zo bijdragen aan de kwaliteit van samenleven.
Wat is op dit moment de grootste uitdaging?
Het wordt lastiger wanneer in plaats van een veelzijdig project een specifieke voorziening moet worden ingepast in een wijk. Over het algemeen snappen mensen best dat bijvoorbeeld voor zeer kwetsbare inwoners die zorg nodig hebben, kampen met problemen niet goed gedijen in een binnenstad waar ze sterk overprikkeld raken. Voor hen is bijvoorbeeld wonen in het buitengebied, prikkelarm en met de benodigde zorg, beter. Maar omwonenden aldaar zijn vaak ook bezorgd over de gevolgen die zij daarvan ondervinden.
De juridisering van dit soort trajecten is enorm. Mensen weten dat ze processen kunnen vertragen of tegenhouden wanneer zij naar een Raad van State stappen. Je ziet dat mensen vaak pas om de tafel willen op het moment dat alle andere mogelijkheden voor beroep en bezwaar al gepasseerd zijn. Voeren we op dat moment dan nog wel het goede gesprek met elkaar? Waarom lukt het ons als samenleving eigenlijk niet om vanaf het eerste moment het goede gesprek met elkaar te voeren?
Het maken van bezwaar is in de basis niet slecht. Het is belangrijk dat mensen hun stem laten horen en mee willen praten. Maar sommige groepen worden serieuzer genomen dan anderen. Om een voorbeeld te noemen: wanneer iemand er geen snars meer van begrijpt, boos wordt en met zijn vuist op de tafel slaat, dan voelen medewerkers van de overheid zich daar soms onveilig bij en wordt het gesprek gestaakt. Deze inwoner wordt niet meer gehoord, de pijn, misverstanden en bezwaren niet weggenomen. Daartegenover staat de bewoner die van de hoed en de rand weet, dievlot zijn weg vindt in alle beroep en bezwaarprocedures, die de weg weet naar Raad en College. De laatste groep bewoners wordt als we niet uitkijken aanzienlijk beter bedient dan de eerste en dat is een democratische mismatch. Bovendien communiceert ook de overheid vaak in juridische termen, wat het gesprek ook verder bemoeilijkt.
Voor je het weet zit je in een wedstrijd met elkaar, de burger tegenover de overheid. Als burgers via juridische procedures alles hebben geprobeerd om een voorziening tegen te houden en door de rechter in het ongelijk zijn gesteld, mogen we dat niet beschouwen als een overwinning voor de politiek. Het is eigenlijk helemaal geen overwinning; kennelijk zijn we er niet in geslaagd om aan de voorkant het gesprek te voeren. Het is geen wedstrijd, het is zaak om in gesprek te blijven en samen tot oplossingen komen. We moeten als politici en bestuurders hierin het goede voorbeeld geven en niet in termen van winst en verlies over dit soort processen communiceren.
Als wethouder bestuurlijke vernieuwing probeer ik burgerberaden op te zetten rondom complexe onderwerpen, zoals de toekomst van wonen en zorg. Op deze manier maken burgers op een andere manier kennis met de overheid en kunnen ze meedenken over grote vraagstukken in de samenleving. Mensen worden uitgedaagd om hun individuele belangen te overstijgen en in het gezamenlijk belang te gaan denken. Kunnen we nou met een ander mensbeeld naar elkaar kijken, en naar de vraagstukken die op ons afkomen?
Wat ziet u als een belangrijke ontwikkeling voor de nabije toekomst?
Mijn portefeuille omvat wonen, zorg en bestuurlijke vernieuwing. Wanneer ik deze drie bij elkaar breng, kom ik op de toekomst van wonen en zorg. We staan voor de uitdaging van een combinatie van dubbel zoveel ouderen, dubbel zoveel mensen met dementie en een beroepsbevolking die met een kwart afneemt. Er zullen dus letterlijk minder handen aan bed zijn. Hoe zorgen we dan samen voor een zorgzame samenleving?
Dit staat nog niet overal bovenaan de agenda, maar zorgaanbieders moeten nu al soms een ‘nee’ verkopen omdat zij niet voldoende mankracht hebben om aan alle zorgvragen te voldoen. In combinatie met een relatie tussen inwoner en overheid die steeds meer tot een klant-productrelatie lijkt geworden, is dit een cocktail die potentieel tot heel veel ongenoegen kan leiden.
Aan de andere kant zien we de enorme kracht van gemeenschappen in deze samenleving, die zich inzetten voor zorgzaamheid en sociale samenhang. Het is onze taak om te zorgen dat deze laatste beweging het van de eerste wint.
Hier schuilt echter het gevaar in dat het debat op het gebied van zorg en welzijn de laatste jaren vooral in termen van bezuinigingen is gevoerd. Het gevoel heerst dat de overheid vooral bezig is om een financieel vraagstuk op te lossen. Maar nu moeten we het eerlijke verhaal met de inwoners bespreken; we hebben een samenleving die in rap tempo ouder wordt, waar we straks gewoon minder handen hebben. Dit betekent dat we de zorg niet rond zullen krijgen, zelfs als we al het geld in de wereld zouden hebben. We zullen het dus op een andere manier met elkaar moeten doen, ons op een andere manier moeten verhouden tot elkaar en tot de overheid.
Hier zit ook iets goeds aan; het brengt een debat terug dat misschien te weinig is gevoerd de afgelopen jaren. De afgelopen jaren hebben vooral in het teken gestaan van economische indicatoren. Nu zien we dat de samenleving en bestaanszekerheid meer de nadruk krijgt. We bevinden ons daarmee toch wel in een paradigmashift, waarin de tijdsgeest en de politiek veranderen. Aan ons de taak om ook de samenleving hierin mee te nemen. Ik zoek voortdurend naar kleine instrumenten om symbolen van verandering te creëren. Of dat nu met een burgerberaad is of door sessies te organiseren met woningbouwcorporaties in wijken aan de voorkant van een enorm renovatieproject. Op die manier komt een ander soort gesprek los.